Monday, July 06, 2009

 
Posted by Picasa Fort Ronduit aan de ''Weg om de Noord".
Eeuwenoude kust vernield door autoweg.

 
Posted by Picasa Fort Ronduit met rietvelden aan de kust in 1964

 
Posted by Picasa Fort Ronduit gelegen aan de ''Koeienzee'' in 1932

Thursday, October 21, 2004

 

DE KOEIENZEE BIJ FORT RONDUIT

Na de renovatie van de buitendijkse buitengracht en de enveloppe ( 1) langs de Admiraal Helfrich-weg komt er een wandelpad op de daar gelegen buitenwallen. Wanneer dit gereed is komt er weer zicht op de voormalige Zuiderzee. Dit gedeelte is bij de oudere bewoners van Naarden beter bekend als de Koeienzee . Deze naam is ontstaan bij de meentboeren. Zeer tot hun ongenoegen weigerde het erfgooierbestuur een prikkeldraadversperring tussen het Zuiderzee strand en het weiland aan te brengen. De boeren uit Naarden schreven zeer boze brieven naar het Gemeenlandshuis (2) waar hun voorzitter Luden zetelde. De boeren moesten nu tot hun verdriet de onnatuurlijke gedragingen van hun koeien aanzien. Normaal behoort een koe doorlopend te grazen en voortdurend slootwater te drinken. In dat geval is de melkgift het hoogst De eigenwijze koeien gedroegen zich in de zomer als de Naarder jeugd. Ze zochten verkoeling en gingen 'pootjebaien' in de ondiepe kuststrook. Ook liepen ze voor Fort Ronduit langs naar het andere deel van de Naarder Meent. Dat betekende dat een boer tijdens melktijd zijn koeien niet kon vinden. Vooral in de herfst met donkere ochtenden. Een koe kon zich ophouden aan de rand van de speeltuin Valkeveen of in het andere uiterste geval aan de rand van het huidige Naarderbos. Beide uitersten liggen minstens 3 km uit elkaar. Om de Koeienzee te bereiken was voor de Naarder jeugd een groot probleem. De huidige Adm. Helfrich-weg hoorde van het leger. Voor de oorlog stond de Zwarte Draaibrug meestal open, zodat de beurtschipper Karsemeijer (3) er met zijn boten door kon. Tijdens de Tweede Wereldoorlog mocht niemand van de Duitse Wehrmacht over het grintpad naar en langs Fort Ronduit en in april 1945 blies de Wehrmacht de brug op. (4) De enige mogelijk voor de jeugd was het pad over de Westdijk en de Meent. Dit pad was verboden voor onbevoegden. De meentbeambte, met de fraaie titel bulleboer, hield iedereen aan en stuurde die terug. Wie ongestoord het strand bij de Koeienzee bereikte was veilig, het strand was van Domeinen (de Nederlandse staat) Mijn oudste herinneringen aan de Koeienzee gaan terug naar 1939. Samen met de rest van de Bewaarschool ging ik onder leiding van twee nonnen naar het strand. Zwemmen was er niet bij, wel 'pootjebaien' en kuilen graven. Ook zochten we naar schelpen, de minder mooie gingen naar de kippen van de nonnen. Een aantal jaren later ging ik, samen met mijn oudere broer, naar het strand. Mijn broer hield zich op in het water en drong er bij mij op aan ook het water in te gaan. Hij wist al wat de gevolgen voor mij waren. Zonnebrandolie was onbekend bij ons en terwijl ik een prachtig zandkasteel bouwde, werd ik vuurrood. De volgende dagen hingen de verbrande vellen op mijn rug. We droegen degelijke badpakken, die onze borst en een gedeelte van de rug bedekten. Er waren echter ook jongens die niet eens een zwembroek bij zich hadden. Misschien was het uit armoede of ze mochten van hun strenge Christelijke ouders niet op zondag zwemmen. Die jongens losten dat op, door hun ouderwetse onderboek (zonder J -sluiting) achterste voren aan te trekken. Zo gingen ze te water.
Weer jaren later ging ik met vrienden 'zwemmen'. Door de ondiepte was er ongeveer een kilometer uit de kust een mogelijkheid daartoe. Het mooiste uitzicht, vanaf de kust, vond ik altijd de horizon, het leek alsof Naarden aan een eindeloze zee was gelegen. In 1932 was de Afsluitdijk gesloten, de voormalige Zuiderzee bestond eerst uit brak water en werd geleidelijk zoeter. Voor de kust van Fort Ronduit streken vaak wilde zwanen neer. Sommige stropers wisten ze te vangen, te onthalzen en vervolgens te verkopen als gans. Ook stropers met een jachtakte waren actief. Vanuit de kust planten ze twee lange rijen wilgentakken en maakten zo een overdekte gang naar hun jagerhut midden in het wat diepere gedeelte. Rond 1950 vervuilde de kust. Amsterdam loosde gewoon de riolering in het open water bij het Forteiland Pampus. Zodoende spoelde er steeds meer drab aan en ontstonden de eerste rieteilandjes. In de hal van het Stadhuis hangt een grote luchtfoto van de vesting uit 1950, hierop zijn deze eilandjes duidelijk zichtbaar. Een van deze eilandjes noemde ik (in 1951) Ilse, naar een 16-jarig Bussums meisje van de dansles.
De vervuiling werd nog erger met de aanleg van de dijken van de Flevopolder. Bij het uitbaggeren van de veenlaag dreven grote veenklompen naar de kust. Er kwam voldoende vruchtbare grond op het schone witte zand terecht waardoor de vegetatie veranderde. De zeedistels verdwenen het eerst. Mijn vader pachtte de zogenaamde Overlaat (5) naast Fort Ronduit. Op deze overlaat zette hij een hooiberg neer, die door een onverlaat in brand werd gestoken. Daarna ging hij over op graskuilen. Hij groef aldaar een groot rond gat en vulde dat in het voorjaar en de zomer. Daarna werden er graszoden opgelegd. In de winter moest hij steeds een vrachtje van dit sterk geurende kuilgras ophalen. De verlanding van de kust vond hij prima. Hij maaide het riet en er kwam gras voor in de plaats. Zijn kustweide werd steeds breder. Wel moest hij zijn prikkeldraadafzetting steeds in het rietveld verlengen, om de koeien niet te laten ontsnappen. Hij gebruikte ongeschilde wilgenpalen, die na jaren uitgroeiden tot hoge bomen. Jammer genoeg heeft de beheerder van het natuurreservaat 'de Zanddijk' deze bomen laten omhakken. Ik beschouwde deze bomen als een monument voor mijn vader, die daar vanaf zijn vroegste jeugd tot en met zijn 74 jaar hard heeft gewerkt.
In de jaren vijftig werd een begin gemaakt met de aanleg van het industrieterrein aan de Amsterdamse straatweg. Een zandzuiger worstelde zich vanaf het diepe gedeelte van het IJsselmeer naar de kust voor Fort Ronduit. Door het opspuiten van het industrieterrein ontstond voor het fort een zeer diep gat. De Naardense burgemeester Cramer dacht twee vliegen in een klap te slaan. Hij gaf een folder uit waarop de fortgracht in verbinding werd gebracht met het IJsselmeer. De vaargeul door de ondiepte was nu ook aanwezig. Minister Suurhof haalde een streep door de rekening. In de Bussumsche Courant van 31 oktober staat een grote plattegrond met de titel "De toekomst van het noordelijk Gooi" . De 'Weg om de Noord' (de huidige A1) maakte een einde aan de Koeienzee. Ook de omgeving is ten onder gegaan aan lawaai en benzine stank. Het hele gebied met grazende koeien is opgeofferd aan razende heilige koeien. De eeuwenoude mooie kust verdween totaal. De dijk van de Flevopolder liet ook de eindeloze horizon verdwijnen.



Noten:
1) Enveloppe : vestingterm voor de buitenwal, die tussen de binnen en de buitengracht is gelegen.
2) Het Gemeenlandshuis te Hilversum was een prachtig gebouw. Hier zetelde het bestuur van de Erfgooiers. Het gebouw en wijde omgeving (bezit van de erfgooiers) moest plaats maken voor het Mediapark met de TV studio’s.
3) De beurtschipper voer wekelijks via de Muider en Naardertrekvaart en Amsterdam naar Zaandam.
4) De Wehrmacht blies tevens 2 hefbruggen op in de Amersfoortse straatweg. Deze bruggen gaven toegang naar de oude Rijksweg (Amersfoort- Amsterdam.)
5) De Overlaat diende om de zanderige zomerdijk te ontlasten. Bij stormvloed stroomde het Zuiderzeewater over de overlaat het binnendijks gebied binnen. Het water stond daarna aan weerzijde van de zomerdijk en overspoelde niet de kruin van dit dijkje.



Bronnen:
a) Het Paradijs. F.J.J. de Gooijer. De Omroeper Sept. 1988 - jrg. 1, nr.. 1

b) Bussumsche Courant : Zaterdag 31 oktober 1964

c) De Naarder Zeehaven . F.J.J. de Gooijer

d) Koeienzee
http://www.dutchairtour.nl/VorigeDAT

e) Vestingvaart Naarden (met kaart van o.a. kustgebied)
http://vestingvaart.nl

F.J.J. de Gooijer 21-06-2004
http://gooijer.netfirms.com
http://gooijer.nl.jouwpagina.nl

Wednesday, October 20, 2004

 

HOOIBOUW BIJ DE NAARDER VESTINGBOEREN


De Buitendijken
Veel vestingboeren haalden vroeger hun hooi uit de Buitendijken, het gebied tussen de voormalige IJsselmeerweg en Muiderberg. Dit gebied was eigendom van de Hervormde kerk van Naarden en het Pater Wijnterfonds (het Burgerweeshuis) Dit buitendijks gebied werd 's winters overstroomd, voordat in 1932 de Afsluitdijk werd aangelegd. Het zeewater stroomde dan over de zomerdijk en liet een laagje vruchtbaar slib achter. Soms ging de zee te ver en brak door de Westdijk, zoals de winterdijk ter plaatse heet. De verschillende 'wielen' achter de dijk herinneren hier nog aan. Bij een doorbraak werd er veel zand uit de ondergrond los gewoeld en achter het dijkgat neergelegd, dit in tegenstelling tot het kleilaagje dat voor de dijk werd afgezet. Door het sliblaagje werd het weidegebied jaarlijks bemest en vruchtbaar gehouden. De kwaliteit en de opbrengst van het gras kwam dat ten goede. Het was een gewild gebied bij de boeren die het pachtten. De begaanbaarheid was echter voor de jaren dertig slecht. Het straatweggetje over de zomerdijk naar Muiderberg bestond toen nog niet. Dat betekende vooral voor de hooiwagens een hindernis, ze moesten een grote afstand afleggen over het onverharde pad. Om die reden was de pachtprijs lager naarmate het perceel dichter bij Muiderberg lag.
Mijn grootouders, Jan en Klaasje de Gooijer, pachtten het perceel dat aan Muiderberg grensde. Mijn vader, Herman de Gooijer, nam deze pacht later over. Op de kadasterkaarten van 1940 tot heden is de ligging direct terug te vinden, omdat naast dit perceel een tankgracht werd aangelegd. De plek van de vroegere inlaatklep, aan de Gooimeer zijde, heeft men gemarkeerd. Zelfs op luchtfoto’s is het herkenbaar. Tegenwoordig ligt op dit terrein een woonwijk van Muiderberg, naast de op- en afrit van de Hollandse Brug. Na 1932 moest het land bemest worden; een hele rit met de mestkar. Gelukkig lag er toen een klinkerweggetje, maar de afstand van de vesting tot ons perceel was 5 kilometer. Daarom werden er 'droge koeien', 'vetweiers' en pinken geweid. Maar hoofdzakelijk bleef het in gebruik als hooiland. In de vijftiger jaren reden er voor het laatst ouderwetse hooiwagens getrokken door paarden. Hoe het er in die tijd aan toeging, wil ik trachten te beschrijven.

Het hooiland
Na de Eerste Wereldoorlog waren de maaimachines gekomen. Zo'n maaimachine, getrokken door een of twee paarden, gebruikte mijn vader bij het maaien in de Buitendijken. Deze machine had hij samen met twee vestingboeren en leeftijdgenoten, Kos en Maas, gekocht. Met deze boeren werkte mijn vader veel samen, ze gingen zelfs samen melken. Naast het hooiland in de Buitendijken pachtten veel vestingboeren, dijken, kaden, bermen en de vestingwallen. Bij de bermen en kaden kon nog gebruik gemaakt worden van de maaimachine, bij de wallen en dijken was men nog steeds aangewezen op het maaien met de zeis. Mijn vader pachtte ook wallen, onder andere bastion Oud Molen en Fort Ronduit. Daarnaast pachtte hij de Zanddijk met de 'Overlaat', de fortweg naar Ronduit, de 'Vuurlijn' met het zogenaamde 'Moordpaadje' en de bermen met de kuststrook langs het IJsselmeer tot aan Muiderberg.

Het maaien
De wallen werden dus met de zeis gemaaid, echt zwaar handwerk. Om goed en snel te kunnen maaien, was het noodzaak dat de zeis steeds scherp was. Dit werd niet bereikt door slijpen op een sten, maar door het 'haren' met het zogenaamde 'haargerei'. Het haargerei was een tweedelige set: hamer en spit. De hamerkop was een naar twee kanten toelopende slagpunt, enigszins afgerond, ongeveer 5 cm breed. Het spit was een klein aambeeldje, een stalen pen met een vierkante kop, iets bollend, 5 x 5 cm, met 12 cm onder de kop een oog waardoor een pennetje kon, om het wegzakken tijdens het haren te voorkomen. Om te haren ging de maaier op zijn 'platte gat' zitten, op een droog plekje, benen gespreid, waartussen het spit iets schuin in de grond werd gedreven. Door middel van een gevorkte tak werd de zeis in de juiste stand gebracht, zodat het blad van de zeis midden op het spit lag. Door fijn gericht met de hamer te tikken werd het staal van de zeis precies evenwijdig uitgeklopt. (koudsmeden) In ongeveer twintig minuten werd de zeis gehaard en kon er weer een halve dag mee gemaaid worden. Die halve dag gold voor een vlak weiland, voor de wallen met oneffenheden, struiken en stenen, moest het haren vaker gebeuren. Na ieder gemaaid 'zwad' (baantje) werd door middel van een 'strekel' het snijvlak scherp gehouden.
Bij het maaien met de maaimachine met paardetractie langs de hellingen van de weg naar Fort Ronduit, haalde mijn vader halsbrekende toeren uit. In de Buitendijken was het voor hem met de maaimachine een fluitje van een cent, daar moesten alleen de hoeken met de zeis gemaaid worden. Alles moest er netjes af, want bij de jaarlijkse schouw werd daar opgelet.

Het hooien
Na het maaien lag het gras schuin over het land op stroken 'zwadden' genaamd. Na een paar dagen zonnig weer, werd het gras met de 'houten hooihark' gekeerd en de volgende dag werd het 'overal' gegooid, dat wil zeggen helemaal verspreid om door te zonnen. Daarna werd het met de hooihark geschud. als het dan goed droog was - hooi moet 'spoken' (ritselen) - harkte men het op lange stroken, 'wiersen' genoemd. Mijn vader reed het hooi op wiersen door middel van de harkmachine met een paardekracht. Vervolgens werd om het einde van de wiers een dubbel touw geslagen, dat bevestigd werd aan het paardetuig. Het paard trok de wiers bij gedeelten tot hooihopen. Van de samengeschoven wiersen werden netjes afgeronde 'oppers' (kleine hooibergen) gemaakt. Tien tot twaalf oppers waren een 'voer' hooi. De oppers konden rustig enige tijd op het land blijven staan. Dat was ook wel nodig vanwege het tijdrovende transport naar de boerderij. De afstand naar de boerderij was lang, er moest 's avonds en 's morgens gemolken worden en ook het bouwland moest worden bijgehouden. Maar het belangrijkste, het weer, kon plotseling omslaan, daarom was de hooibouw een zenuwslopende tijd. Mijn vader vermagerde zichtbaar in die periode.

Het opladen
Het opladen van een hooiwagen was niet zo eenvoudig als men zou denken, vooral het gladde korte hooi vol distels van de IJsselmeerkust was moeilijk te hanteren. Men moest ook zo kunnen laden, dat alles op de wagen bleef tot thuis in de hooischuur. De vestingboerderijen waren voor de beladen wagens een probleem apart. Het voer hooi moest zo groot mogelijk zijn, maar het moest ook door de deuren van de hooischuren naar binnen. De doorsnede moest passen in de deuropening, die 3 meter breed en 3,3 meter hoog was. De wagen werd na het laden nog eens 'afgekamd' om aan die maten te voldoen. Bij het transport mocht niets misgaan. Denk hierbij aan de vaak oude houten wielen, het ontbreken van vering, de ontaard slechte wegen (vooral door het zachte land) en bovendien de onstabiele topzware last. Het kwam wel voor, dat er een lading kapseisde, soms door materiaalbreuk. Niet zo'n beste beurt, want dan moest het hele pakket uiteen geplukt worden en opnieuw, eventueel, geladen.
Tenminste twee man waren nodig om een voer hooi te laden: een 'schoter' om met de vork het hooi aan te geven en een man op de wagen. Er werd begonnen met het vol stouwen van de bak tussen de leren. Vervolgens kwamen de 'burriehouten' erop om het oppervlak te vergroten, daarna begon het stapelwerk. De schoter gaf steeds flinke vorken vol naar boven. Terwijl de vork omhoog ging, draaide hij de vork een halve slag, zodat hij, als de lader het hooi greep, de vork vlot kon terugnemen zonder de lader te bezeren. De lader verwerkte het hooi tot een rol, die naar buiten uiteenlopend in dikte was . Deze plaatste hij links voor op de burriehouten. Daarna een kleine rol in het midden en vervolgens de rollen rechts voor. Zo werkte hij van voor naar achter tot de wagen met een laag bedekt was. Een voer hooi had acht lagen, er bovenop kwam nog een boomrol, zowel voor als achter. Daarna klonk voor de schoter het verlossende : "Vol ! .... Geef de boom maar aan !" Dan werd de 'weesboom' aan de lader toegestoken, die hij op z'n beurt aan de voorzijde iets naar beneden stak, zodat de schoter de 'voorbaan' over de kop van de boom kon leggen. Dan werd de boom naar achter gedrukt, alwaar de schoter de lus van de 'achterbaan' over de boom gooide en de lus in de 'gorhaak' stak. Nu kon men met twee of meer man de boom via de lus aansjorren, zodat het een hecht en stevig pakket werd. Met de houten hooihark werd het voer afgekamd voor de losse 'wissen' en om het netjes vierkant en pas te maken om door de hooischuurdeur te kunnen. Een keer gebeurde het, dat tijdens het gorren de weesboom brak. Een stuk van de paal sloeg op de rug van ons zenuwachtig paard. Dit vond plaats op de weg naar Fort Ronduit. Aan de ene zijde lag de gracht en aan de andere zijde een sloot. Gelukkig, door ervaring wijzer, hield iemand het paard bij het hoofdstel. Een mooi voer hooi was een sieraad voor de boer. Sommige laders waren een meester in het vak! Mijn oom Bart Beijer wist zelfs van het korte gladde hooi van de IJsselmeerkust een mooi voer hooi te maken. Mijn leeftijdgenoot en neef, Wim de Gooijer, ontwikkelde zich ook tot een kundig lader.

Het transport
Vanaf Muiderberg naar de Vesting, trok een paard twee hooiwagens. De kromme dissel van de achterste wagen werd met een ketting aan de voorste wagen gekoppeld. Alleen bij het passeren van de dijkkruin werden de wagens afgekoppeld. Het was een prachtig gezicht, die hoog geladen hooiwagens de vesting te zien binnenrijden. Vaak lagen er jongens bovenop, die hadden meegeholpen bij het harken. Vanaf die hoogte keken zij in de slaapkamers op de bovenverdiepingen van de vestinghuizen. Bij aankomst werden de hooiwagens voor een korte tijd op de straat voor de boerderij geparkeerd. Vervolgens werd het paard uitgespannen en achterom naar de paardestal gebracht, waar hij een emmer pompwater en voer kreeg. Daarna kregen de mannen en jongens pas koffie en brood. De hooiwagen werd vervolgens met vereende krachten door de grote deuren de hooischuur ingeduwd. Vaak ging dat niet zo gemakkelijk, dan moest het voer op straat afgekamd worden. Alleen de hooiwagen paste precies in de hooischuur, het paard kon de wagen niet naar binnen trekken omdat de ruimte daarvoor te krap was.

De hooischuur
Bij de vestingboeren werd het hooi in de boerderij opgeslagen. Onze eeuwenoude boerderij ‘Zwanenburg’ lag in de Bussummerstraat. De hooischuur daar, bestond uit twee hooivakken aan weerszijde van de inrit. Het rechtervak lag achter een 3,5 meter hoge muur en was 7 x 5,3 meter. Het linkervak werd begrensd door de deel muur en een grote hanebalk naast de inrit en was 7 x 4 meter. Als het hooi boven de hanebalk lag (3,5 meter boven de grond), kon ook boven de 'slieten' van de deel hooi worden opgetast. Men telde het aantal voeren hooi dat binnengehaald werd. Om de winter door te komen was er vijftig voer nodig. Was de hooischuur vol, dan was de inhoud van het ingezakte, aangestampte en ingedroogde hooi bij ons ongeveer 450 kubieke meter. Regelmatig werd gecontroleerd of er geen hooibroei optrad. Een brandweerman kwam dan met een steekijzer waaraan een thermometer was bevestigd. De temperatuur liep bij ons nooit te hoog op, vooral omdat er veel gortdroog wallenhooi lag opgeslagen. Gelukkig maar, anders zou het rampzalige gevolgen gehad hebben. Bij brand zou een heel huizenblok in de fik gevlogen zijn.

Het lossen
Was de wagen binnen, dan klom een vlugge figuur op het voer hooi, terwijl anderen de touwen losmaakten en de weesboom aanpakten. Dan was het noodzaak, de volgorde van het laden omgekeerd toe te passen bij het lossen. Wie dat niet doorhad, trok zich uit de naad. Gebruikelijk was dat de bouwmeester de wagen laadde en ook weer loste, vaak was hij tevens de voerman. Zolang het niveau van het hooivak lager was dan het hooi op de wagen, ging het lossen razendsnel. Dan was het aanpoten voor de doorgevers op het hooivak om het goed te pakken. Vrij snel was het hooivak op een hoogte, die gelijk was aan een vol voer. dat was in onze boerderij de hoogte van de grote ankerbalk. Hoe hoger het hooi opgetast werd, des te moeilijker werd het ontladen van de hooiwagen. Het opsteken van een steeds lager niveau werd zwaarder. Bij grotere hoogten moest het hooi trapsgewijs omhoog worden gestoken. Daarbij stond een man op een vlonder (bij ons het 'schavot' genoemd) boven de ankerbalk, die het hooi verder doorgaf. De buurtjeugd zorgde er echter voor, dat het hooiniveau niet te snel steeg. Traditiegetrouw kwamen buurtkinderen 'hooitrappen'. Ze dansten in het hooi en probeerden elkaar om te duwen. De grootsten hielpen met het verslepen en verstouwen van het hooi. Er deden zich weleens ongelukken voor. In de jaren veertig, sprong een zoon van de smid op de slietenzolder, zonder dat er een laag hooi op lag. Hij viel tussen de boomstammen door op de lemen vloer. Gelukkig werd zijn val gebroken door een laagje hooi, dat hij in zijn val meesleepte. Dat vork voor vork aan elkaar doorgeven tot boven toe was geen grapje. Vooral als je bedenkt hoeveel kracht en handigheid er voor nodig was. Het was volzomer en bovendien viel de 'hooikrok' (graszaad), rijkelijk uit iedere opgestoken vork en dat viel in ogen en nek. Dit alles vermengd met ruime transpiratie was geen klusje dat je lachend onderging, hoewel er niet werd gezeurd. Hooibouw was een zwaar karwei en bovendien was er altijd haast. Het was werken van donker tot donker, zes dagen per week ! Men moet niet voorbijgaan aan het feit, dat bij deze zware langdurige arbeid vrijwel altijd een beste stemming was. Soms werkte kleine voorvalletjes ontspannend. Een tanige, gebruinde dame van middelbare leeftijd stapte eens van haar fiets tijdens het afladen en vroeg of de boer haar plastronnetje gevonden had. Bij het topless zonnen was het bovenstukje van haar bikini in het hooi zoekgeraakt. Grote hilariteit onder de mannen. Van een speld zoeken in een hooiberg hadden ze weleens gehoord, maar wat was een plastronnetje ?

Hist. Tijdschrift voor Naarden :
DE OMROEPER. OKT. 1991, JRG. 4. NR. 4. F.J.J. de Gooijer

Tuesday, October 19, 2004

 

HET PARADIJS

________________________________________________________
Door de gebrekkige transporttechniek in vroeger jaren, werd bij aanleg en onderhoud van dijken en wegen, grond onttrokken aan de directe omgeving. Het grondverzet gebeurde met 'het handje'. Honderden polderjongens zwoegden door weer en wind met spade en kruiwagen. De D.U.W.-werkers uit de jaren dertig zijn er een zwakke afschaduwing van.
In het landschap zijn die werkzaamheden nog terug te vinden, zoals in de Buitendijken. Aan de voet van de zeedijk, van Naarden naar Muiderberg, vindt men nu nog rechthoekig gevormde slenken begroeid met gras en riet. (Niet bedoeld zijn de binnendijkse diepe kommen, ontstaan door dijkdoorbraken.) Zelfs de aanleg in 1928 van Rijksweg A1, leverde in die buurt een gat op, de nu beruchte geworden 'Lepelaar'.
In 1873 vond er in en om de Vesting veel grondverzet plaats. In het kader van de 'Nieuwe Hollandsche Waterlinie', werd de vesting versterkt. Ook de meest oostelijke punt van de linie beveiligde men door het huidige Fort Ronduit aan te leggen. Daartoe werd de grond tussen de 'Vuurlijn' en de Meent afgegraven ten behoeve van de fortwallen. Het ontstane lage terrein behoorde tot de vestingwerken. De Naardense boeren pachtten het en noemden het de 'Graszee'.
Tussen 1873 en de jaren dertig veranderde er weinig aan dit gebied. Het zeewater stroomde over de, met basaltblokken versterkte, overlaat naast het fort en vulde ook de buitendijkse vestinggrachten. De Zoute Gracht dankt daar zijn naam aan. Met het water kwam ook klei en zand mee. Langzamerhand slibden de buitengrachten (in het buitendijks gebied) dicht. Het werden rietvelden, zoals nu aan de westzijde van de fortweg.
Tijdens de mobilisatie van 1939 besloot de legerleiding de 'Nieuwe Hollandsche Waterlinie' weer in goede staat te brengen. Tussen de fortgracht en het IJsselmeer kwamen grote cilindervormige betonblokken met ingegoten spoorrails. Deze zogenaamde 'asperges' dienden als tankversperring. Men baggerde ook de buitengracht aan de oostzijde van de vesting uit, die heet sindsdien 'Tankval'. De klei uit de Tankval spoot men op twee omwalde plaatsen. Namelijk op de enveloppe aan de Zoute Gracht ter plaatse van bastion Katten en op de Graszee.
'Domeinen' beheerde het terrein tussen de Zoute Gracht en het IJsselmeer. Daaronder viel de buitendijkse enveloppe met de Vuurlijn, de wallen om en naar Fort Ronduit, de Graszee en de Overlaat.
Bovenstaand gebied werd, na de bevrijding in 1945, verpacht aan de Naardense boer H.W. de Gooijer. In die periode was dit gebied betrekkelijk ontoegankelijk voor buitenstaanders. De enveloppe met Vuurlijn was alleen bereikbaar door met een roeiboot via de Zeebrug de Zoute Gracht over te steken. Bovendien hadden de Duitsers vlak voor de bevrijding, de Zwarte Draaibrug in de fortweg, opgeblazen. Ook hadden ze weer een nieuwe tankversperring, tussen het fort en het IJsselmeer, aangebracht. Dit keer bestaande uit recht opstaande dikke boomstammen. De kade voor het fort en de overlaat waren voorzien van schijnopstellingen met dummy afweergeschut. (Om de geallieerde jagerpiloten te misleiden.) In grote U-vormige schuttersputten was een schuin opstaande lange houten paal geslagen. De paal werd links en rechts geflankeerd door een korte paal met daarop een groene zandzak ....
Dit was de toestand, die Herman de Gooijer aantrof. 'Domeinen' verwachtte een goed beheer en gebruik van 't gebied. De boomstammen van de versperring verdwenen vanzelf, de gaten bleven. Buiten het normale werk moest de pachter deze kuilen dichtgooien. H.W. de Gooijer vindt dat vanzelfsprekend en in z'n eentje en met het handje ruimt hij deze obstakels op. Daarna kan begonnen worden met het omploegen van de Graszee. Deze akker, na het opspuiten, ook wel Kleiput genoemd, bestaat uit zware klei. Het is een zwaar karwei met een eenvoudige ploeg met een paard. Voldaan en tevreden bekijkt Herman zijn werk. Hij wordt daarbij gestoord door de komst van een groep militairen uit ons garnizoensplaatsje. De soldaten zijn gewapend met spaden. Een officier kondigt aan, dat op dit terrein een stormbaan wordt aangelegd. De Gooijer was tijdens de Eerste Wereldoorlog dienstplichtig sergeant. Hij voelt zich militair deskundig genoeg om de officier af te raden deze plaats uit te kiezen. Die vette natte klei zou leiden tot uitglijden en valpartijen. De officier laat zich niet overreden, hij vindt het moeilijk begaanbare terrein juist een pluspunt. Weldra wordt midden in de omgeploegde akker gegraven. Er komen sloten en omwalde kuilen. Palen worden geslagen en prikkeldraad wordt aangebracht. Als alles gereed is, na wekenlange arbeid door tientallen dienstplichtigen, zet nooit meer een militair zijn voet op de Graszee. Het eind van het liedje is, dat de pachter ook deze nieuwe gaten, sloten en kuilen met 'het handje' moet vullen. Alles uiteraard zonder schadevergoeding.
Het gras van de omliggende wallen wordt gehooid. Bij het maaien haalt Herman halsbrekende toeren uit op zijn maaimachine met paardentractie. De steilste hellingen worden met de zeis gemaaid, evenals de per boot bereikbare Vuurlijn en enveloppe. Het hooi van dit toenmalige eiland, wordt eerst op een dekschuit getast en in de Nieuwe Haven overgeladen op een hooiwagen. Na 1950 was dit niet meer nodig. Er kwamen houten bruggen bij de Oostbeer en het Vestingeiland. Kort na het ontsluiten voor publiek van het Vestingpad, werd daar een meisje vermoord. Het maakte diepe indruk, zodat men al gauw van het 'Moordpaadje' sprak. Iedereen was begaan met het slachtoffer. (De normverruiming deed het medeleven nog niet uitgaan naar de moordenaar) Door de komst van het publiek neemt de hooiopbrengst af. Een deel van het hooi wordt ter plaatse opgeslagen. Als een hooischelf op de Overlaat in brand wordt gestoken door een onverlaat, maakt De Gooijer op die plek een graskuil. In de winter wordt telkens een vrachtje van dit sterk riekende kuilgras naar de boerderij gehaald om direct opgevoerd te worden. Ook de bietenkuil op de Graszee wordt dan regelmatig aangesproken. Met deze akker is Herman het meest tevreden. Hij verbouwt er voeraardappelen en bieten. Bij het opmeten van de grond in verband met 'poters' of zaaigoed, rekent hij nog met ouderwetse roeden. Er komt geen maatlat aan te pas. Hij 'treedt' het land af. Vier stappen is een 'roei'. Tijdens het stappen telt hij: "Dat..is..de..één, dat..is..de..twee, dat..is..de..drie, enz.
Rond Fort Ronduit wemelt het in de na-oorlogse tijd van het wild. Patrijzen, eenden, hazen konijnen enz. 'Domeinen' heeft de jacht dan ook verpacht aan zondagsjagers. Die jagers komen dan ook bij mooi weer met een van de zeldzame auto's in die armelijke naoorlogse jaren. Als ze het bastaardhondje Toppy van de boer zien, dreigen ze hem dood te schieten. Stel je voor dat de hond een konijntje vangt. Maar Toppy is meer geïnteresseerd in de ratten, die in de bietenkuil nestelen. Zelf knallen de jagers er lustig op los en ze maken zelfs riethutten in het IJsselmeer voor de eendenjacht. In de winter strijken wilde zwanen neer in de 'Koeienzee' bij de Overlaat. Sommige worden door 'stropers zonder jachtakte' gevangen en onthalst verkocht als kerstgans. Ook struint er regelmatig een Naarder stroper door het terrein. Zijn vallen worden regelmatig door De Gooijer en familie verwijderd. Na het bedreigen van een gezinslid (Nico de Gooijer) door de stroper, gaat Herman verhaal halen. De jonge stroper kruipt in zijn schulp als hij door 'een ouwe kerel' wordt uitgedaagd.
Herman voelt zich in de Graszee in zijn element. Niet vanwege de opbrengst van de grond, maar door de rust, stilte en mooie ligging. Zo werkend op de akker, omzoomd door wallen met struikgewas en bomen, voelt hij zich in het paradijs. In de familie- en kennissenkring noemt hij het steevast 'HET PARADIJS '. Na verloop van tijd is deze naam ook ingeburgerd buiten zijn kringetje.
Thans is het geen paradijs meer. Het is ten ondergegaan aan lawaai en benzinestank. Het hele gebied met grazende koeien is zonder veel tegenstand van B. en W. opgeofferd aan razende heilige koeien. Het juiste alternatief, de polderdijk van Almere, werd afgewezen. De eeuwenoude mooie kust verdween totaal. Het bleef bij beleefd protest, er was geen politieke munt uit te slaan.
________________________
Afbeeldingen:
blz. 110: Tankversperring d.m.v. cilindervormige betonblokken met
ingegoten stukken spoorrails.
blz. 111: Plattegrond van de noordzijde van Naarden, met het gebied tussen het IJsselmeer en de Zoute Gracht.
blz. 112: Krantenkop: 'Leerling-verpleegster te Naarden vermoord'.
blz. 114: Foto van het hek naar het Paradijs.

DE OMROEPER sept. 1988 - jrg. 1, nr. 1 (pag. 109/114)
____________________________________________________
BONVERMELDING EN AANVULLINGEN
-----------------------------------------------------------------------
Vestingvaart Naarden . (met kaart van het gebied)
http://vestingvaart.nl/
_______________________________________________________________
VAARVERBINDING VANAF DE NAARDENSE BUITENGRACHT NAAR DE ZOUTE GRACHT
De Naardense Roeivereniging heeft een aantal prachtige foto's op het internet
geplaatst. Het zijn foto's die ook betrekking hebben op het bovenstaande stukje
over HET PARADIJS.
Zie de toegevoegde bijschriften bij de foto's:
1. De kade van de Roeivereniging was tot omstreeks 1950, de kade van de
zogenaamde Werf. Op deze plek lagen dekschuiten. Naast deze werf lag tot 1939 de op en afrit van de brug van de Lange Bedekte Weg naar de Thierensweg. Mijn vader huurde hier tijdens de hooibouw een dekschuit. Met deze dekschuit werd het hooi van de Vuurlijn opgehaald. (zie Vuurlijn)
2. In 1939 kwam de zogenaamde Doorbraak en de Beatrixbrug gereed. Sindsdien was de Westwalstraat, ook voor wagens en auto's verbonden met de Thierensweg, Rijksweg A1, station Naarden-Bussum en het dorp Bussum. -- Als wij (mijn vader en zoon) een dekschuit bij de Werf ophaalde, dan voeren we onder de Beatrixbrug door.
3. Na het afbreken van de Amsterdamsche Poort, bleef de doorgang van het
waterpoortje in takt. Oorspronkelijk was deze doorgang overwelft, daarom wordt
dit nog steeds De Pijp genoemd. -- Met de gehuurde dekschuit voeren we door de buitengracht langs de vuilnisbelt (oever Schapenmeent) en het zwemplekje (oever Korte Bedekte) onder de Groene Brug door. (Rijksbrug , brugwachter Van der Laan)
. Daarna volgde de doorgang op de plek waar de Zwarte Draaibrug gelegen had.
Deze brug was einde april 1944 door de Wehrmacht opgeblazen. In De Pijp moesten we voorzichtig manuvreren, want daarachter was de aanlegplaats van de Gebroeders Karsemeijer.
4. In de Nieuwe Haven was de aanlegplaats van de Gebroeders Karsemeijer, die met hun boten een verbinding onderhielden met Zaandam.
5. In de Nieuwe Haven was nog voor de Sluisbrug de aanlegplaats van de boten van Van der Hoek.
6. Aan de kant van het bastion Oud Molen lag het militaire terrein met het Groot
en het Klein Arsenaal.
7.
8.
9. Aan het einde van de Oude Haven lag een trap. Tijdens de hooibouw stapten
hier de maaiers en hooiers in de boot om naar de Zoute Gracht te varen.
10. Tijdens het militaire gebruik van de bastions Oud Molen en Katten, was De
Zeebrug afgesloten door een hek. Onbevoegden konden niet met een boot via De
Zeebrug naar de Zoute Gracht varen. Tijdens de hooibouw moest de pachter van het achterliggende gebied een sleutel halen bij de garnizoenscommandant. Tevens
moest iedere hooibouwer voorzien zijn van een door de commandant uitgeschreven pasje.
11. Het ravelijn in de Zoute Gracht werd niet verpacht. Tegenwoordig noemt men
dit Het Vestingeiland, waar de jeugd tijdens de vakantie veel plezier beleefd.
12. In 1950 werd de buitendijkse Bedekte Weg verbonden door twee kleine houten loopbruggen. De ene is gelegen bij de Oostbeer en het buitendijkse Boomgat.
Het andere is gelegen bij de duiker tussen de Zoute Gracht en de sloten van de
Naarder Meent.
Na de aanleg van de bruggen was Naarden een prachtig wandelpad rijker. Niet lang na de opening werd op dit pad een jeugdige verpleegster vermoord. Wij noemden dit pad sindsdien Het Moordpaadje, zowel vanwege de moord, als vanwege de mooie ligging.
13. De brug van Fort Ronduit en De Vuurlijn. Mijn vader pachtte vanaf 1945 tot
1967 het gras van de Vuurlijn en ook enkele jaren dat van Fort Ronduit. Vanaf
deze brug konden de hooiwagens via het pad over de Naarder Meent in de Vesting komen. (De Zwarte draaibrug was opgeblazen)
14. Op deze foto staat de zogenaamde Weg om de Noord. Jammer dat de
Vestinggrachten van Naarden nu voor goed zijn afgesneden van het Gooimeer. Ook is het jammer dat er geen foto's zijn gemaakt vanaf de gracht aan de oostzijde van de Vuurlijn. Achter de oostelijke oever van deze gracht ligt namelijk Het Paradijs.
__________________
Wanneer het hooi van de Vuurlijn op een dekschuit werd geladen, dan voeren wij
via de Zeebrug terug naar de Oude Haven. Hier werd het hooi van de dekschuit
overgeladen op een boerenwagen. Een zeer omslachtige manier om hooi binnen te halen.
------------------------------------------------------------------------
F.J.J. de Gooijer

http://gooijer.nl.jouwpagina.nl/

BUITENDIJKS NAARDEN

This page is powered by Blogger. Isn't yours?